Menu Sluiten

Vakantietijd

Twee maanden van vrijheid en groot geluk. Een straatfeest voor de kinderen, een bepaalde vrijheid voor onze moeders.

In sommige huisgezinnen was het de gewoonte om de kinderen naar de mis van 7u30 te sturen. Het was geen opgave, het was gewoon zo. De weg naar de kerk was een avontuurreis op zich. De pastoor, die dan ook nog niet helemaal wakker was, sloeg blijkbaar de helft van de teksten over want de mis duurde twintig minuten, hoogstens een half uur. Mijn broer was misdienaar bij een pastoor die de mis opdroeg aan het zijaltaar en die presteerde het om het record te breken van één kwartier.

Er zat ook altijd een man in de mis die harder kon bidden dan alle ge­lovigen samen en die uitdrukkelijk AMEN zei. Als we nu over Amen spre­ken weten we wie er bedoeld wordt.

Tijdens de mis zag je door de glasramen de zon schijnen en onze goes­ting naar kattenkwaad groeide samen met onze devotie.

Het kerkhof was een aantrekkelijk speelterrein. De graven be­zich­tigen, de foto’s met namen bestuderen gaf het een speciale detec­ti­vedimensie. Zo was er een groot herdenkingsteken, maar dan ook enorm groot, voor de soldaten van de eerste wereldoorlog. Het verhaal dat onze pa gaf was dat die soldaat samen met zijn paard was begraven. Ik zie nog altijd het beeld dat ik als kind had over die soldaat: “hij zat mooi rechtop op zijn gezadeld paard, in uniform en die stak dan in de grond!”, zomaar, want ik kon me daar geen kist bij inbeelden.

Als je op een zomeravond langs het kerkhof kwam kon het zijn, ten­minste als je geluk had, dat je die kleine blauwe vlammetjes uit de grond zag flitsen. De revelatie voor ons! Nu weet ik ook dat het de gas­sen waren die ontsnapten omdat de dode mensen niet zo hygiënisch werden verpakt als nu.
Elk avondspel van de Chiro eindigde dan ook met een toertje op het kerkhof, en wij maar hopen op die vlammetjes. Het had iets mys­te­rieus en gevaarlijks. In elk geval was het iets dat we niet begrepen. Vol­was­se­nen noemden het DE DWAALGEESTEN. Zieltjes die hun weg nog niet hadden gevonden.

Vakantie was ook pruimen, appels en perziken plukken over de muur heen. Rabarber trekken en in het bos bosbessen gaan plukken om – ocharme – onze moeders aan te zetten om één potje confituur te ma­ken. Krakkebazen, knoeselen (stekelbes) en jerrebezen (aard­bei­en). Een aards paradijs voor kinderen in vrije natuur.

Er werden kampen opgericht in hout en gras. Er werden ver­ga­de­rin­gen gehouden, geknikkerd, cowboy en indiaan en oorlog gespeeld. Oor­log was een spel waar men met een pennenmes grondgebied moes­ten veroveren op een afgebakend stuk grond. Je moest alleen oppassen dat je het illegale pennenmes niet in je eigen voet of in het been van de te­gen­stander liet vallen.

Aan de andere kant van onze straat kwam de grond van een bloe­mist en een tuinder uit. Het binnensluipen in deze verboden grondgebied had dan weer een andere spanning. Als de bal over hun af­span­nings­draad terecht kwam, kon je naar je bal fluiten. Het was precies of zij steeds op wacht stonden met hun riek in hun handen want je kon er ze­ker van zijn dat zij de bal platgestoken hadden vooraleer deze goed en wel de grond had geraakt.

Om 15u kwam de ijsjesman, één bolletje kostte 2 fr. en twee bolletjes 3 fr.

Vakantietijd was ook vrije tijd voor onze moeders. De kinderen hiel­den zichzelf bezig, goed of slecht weer… geen omkijken naar. Regel­ma­tig stak er wel een moeder haar hoofd door de voordeur om te zien of de kinderen er nog wel waren. Sociale controle voor de ganse buurt.
Iedereen kende de wetten en wie zich er niet aan hield werd door één of andere moeder op zijn/haar plaats gezet.

Maandag was het wasdag. Overal rook je de geur van waspoeder en Topel, want onze straat was uitgekozen door de Topelfirma om hun producten te testen. Sommige moeders hadden flessen met een X en andere met een Z erop. Twee maanden lang was het gesprekson­der­werp: het onbekende waspoeder.
De was ophangen was eveneens een lameeruurtje. Buurtnieuwsjes wer­den uitgewisseld tussen de propere lakens en onderbroeken. Het had ook een bepaalde wasorde, wie de was niet ophing volgens de nor­men werd besproken.
Onze moeders zagen bruin van de zomerse zon. Ons ma zei altijd dat ze direct bruin zag, maar haar was ophangen duurde soms uren.

Alle dagen was er warm eten, wie alleen soep met een boterham at, was een beetje lui. In sommige huisgezinnen werd zowel de soep als de warme maaltijd uit één diep bord gegeten. Bij ons was dit nooit het geval. Een diep en plat bord en… zilveren bestek! Het enige waarde­volle in huis was ons ma haar bestek. Het moet een trouw­ca­deau zijn geweest want het is een begrip geworden in onze familie.

Op vakantie gaan zat er voor niemand in. Bijna alle kinderen waren bij de Chiro en gingen eenmaal per jaar op kamp voor een ganse week. De ene week gingen de meisjes op kamp, de andere week de jon­gens.

Voor onze vaders heb ik nooit echt verlof geweten. Als ze verlof had­den werd die tijd gebruikt om verbouwingen te doen in het huis of om in de tuin te werken.

Na het avondeten kwam iedereen naar buiten. Binnen was al het werk gedaan, de ontspanning kon beginnen. Iedereen zat op zijn trap­pe­ke en babbelde erop los. Een ongelooflijke vrijheid viel neer over de straat. Een straat waar het goed wonen was.