‘t Was te zien waar je als arbeiderskind geboren werd en welke woorden ze je zouden inpompen.
In de rode huishoudens stond solidariteit voorop. Deze gezinnen waren dan ook aangesloten bij de socialistische fanfare, turngroep, rode valken, waarvan er afdelingen in Leuven waren. Zij liepen op 1 mei fier met de rode roos op hun weelderige boezem of kraag van hun mooiste zwarte pak. Het was hun feest.
De stoet trok rond in Leuven. Dikwijls ging ik kijken met onze pa.
De fanfare speelde oorverdovend luid de Internationale en de arbeidersmarsen. Daarna gingen we ergens koffiedrinken met rozijnenbrood, maar ik weet niet juist meer waar het was, ik denk op de Naamsesteenweg in een zaaltje waar vooraan een winkeltje was, ofwel in het duivenlokaal.
Naargelang het namiddag werd, werden de mannen luidruchtiger en ging onze pa met mij weg.
Met Rerum Novarum was het feest van de katholieken. In plaats van stoet was het processie. De opgeblonken monstrans werd onder een baldakijn meegedragen door de straten.
Het was altijd een wedijver wie het meeste volk op de been kon brengen. Als het mooi weer was op 1 mei, was Ons Heer een socialist ofwel andersom. In alle geval heeft Ons Heer dikwijls van kamp verwisseld om iedereen tevreden te stellen.
Solidariteit of naastenliefde, wat doet het ertoe. Wat is een woord? Misschien voelde ik aan dat solidariteit toch nog een extra dimensie had dan naastenliefde. Bij de socialisten kregen we tenminste rozijnenbrood met chocolatte koffie, in de kerk de zegen en een hostieke. Je zou als kind voor minder partij kiezen.