Menu Sluiten

De Maria- en wintermaanden

Mei en oktober waren de Mariamaanden.
Een kapelletje stond opgesteld aan het einde van de Zwaluwenlaan, aan het huis van de onderpastoor. Als goede christenen kwamen alle men­sen van Berkenhof daar op donderdagavond de rozenkrans bid­den. De hele buurt stond in een cirkel rond de kapel. Vooraan de kin­deren (om ze goed in het oog te kunnen houden), daarachter de vrouwen en achteraan de mannen.
De pastoor stond vooraan, met zijn aangezicht naar de mensen, aan de kapel.

Hier was ook een controle ingebouwd. Als er een familielid ontbrak vroeg men zich af waarom deze niet aanwezig was. Vijf tientjes moesten er gebeden worden. Het eerste tientje ging de onderpastoor voor, het tweede was voor de vrouwen, het derde voor de mannen en de twee laat­ste terug naar de pastoor. Het gezoem van het gebed had iets rust­gevend. De litanie voor alle heiligen was slaapwekkend. Je moest al­leen op tijd antwoorden met “bid voor ons”. Als kind maakten we daar een spelletje van met te antwoorden “bid voor Fons”. Niemand heeft daar ooit een opmerking over gemaakt.
Alle heiligen werden erdoor gesleurd en dat zijn er toch wat.

Ik had ooit een bal tegen onze voorruit gesjot. Een barstje onderaan is hieraan nog het bewijs. Die avond hebben alle kinderen die mee ge­tuigen waren van het ongeval gebeden met “bid voor de ruit”. Maar na drie maal had de pastoor door dat we niet aan het bidden waren. Ons ma heeft nooit geweten hoe die barst in die ruit is gekomen dus ons ge­bed is toch niet voor niets geweest!

De gebedsstonde werd altijd beëindigd met een Marialied. De fa­mi­lie DB, die met velen waren en nogal muzikaal aangelegd, fungeerde een beetje als de Vlaamse familie Von Trapp.

In de Mezenlaan stond nog geen kapelletje, dus deze (nogal rode buurt) kon niet achterblijven. Het kapelletje werd in hout gemaakt door onze pa. Er werd toelating gevraagd aan de vrouw die in het hoek­huis in de Mezenlaan woonde om het in haar voortuintje te mogen plaat­sen.
Dus op dinsdag, gebedstijd in de Mezenlaan. Het was een heel an­der volk dat hier naar toe ging. Arbeidersmensen op hun sloffen, vrouwen met hun schort aan. Niet iedereen kwam bidden, maar ie­dereen stond wel buiten tegen die tijd dat het gedaan was want de bu­renbabbel werd niet overgeslagen.

De kapelletjes werden altijd goed onderhouden en van bloemen voor­zien.
In de Zwaluwenlaan staat het verwaarloosde kapelletje er nog steeds maar in de Mezenlaan is het verdwenen. Ik denk dat de hechte band in de wijk ook verwaarloosd en verdwenen is.

Eenmaal per jaar richtte de parochie een reis in naar Scherpen­heu­vel. Onze wijk liep die dag leeg. Iedereen ging mee, van jong tot oud, gelovig of niet.
Ooit zijn we met drieëntwintig bussen vertrokken. ’s Morgens was er een mis in de basiliek en daarna vertrokken de bussen met de kinderen van de Patclub, Chiro, Scouts en zelfs kinderen die nergens toe be­hoor­den naar Averbode. Hier was een groot bosspel voorzien en te­gen dat we moe en vuil waren, kwamen onze ouders terug van hun be­devaart want zij hadden ook nog de grote kruisweg moeten doen…

Onze pastoors wisten ook wel hun schapen bijeen te houden. Zo had pastoor Devroey het lumineuze idee opgevat om elke za­ter­dag­avond een film te draaien in de parochiezaal, hij had zelfs cinemastoelen ge­ïnstalleerd. Ik heb daar voor het eerst alle Sissi-films gezien, de Witte, films met Charel Janssens, Co Flower en andere Vlaamse films.
Een hele avond familieplezier, met zelfs een frisco onder de pauze want ergens moest het toch weer extra geld opbrengen.
Iedere vereniging had ook nog eens zijn avondvullend programma, to­neel, bonteavond, zangkoor,…

De winterzaterdagavonden waren allemaal gevuld door de pa­ro­chie­bezigheden. Op zondag was er voor de kinderen de Chiro, de rij­ken gingen naar de Scouts. Ieder zijn vakje. De parochieactiviteiten wer­den bezocht door de lagere klassen.
De Leopold III-laanmensen vonden dit maar te min. Ze weten niet wat ze allemaal gemist hebben.

Om onze woensdagnamiddagen te vullen was er de Patclub. Ei­gen­lijk hetzelfde als de Chiro maar zonder uniform. De spelletjes en de leden waren dezelfde. Voor 2 fr. lidgeld per namiddag konden we gaan spelen in de St-Jozefschool. En het lidgeld voor de Chiro was ook 2 fr. per zondag. Dus voor 4 fr. per week en per kind waren onze ou­ders gerust over de vrijetijdsbesteding, de omgang met anderen en een stukje opvoeding van hun kinderen.

Niets hebben we gemist, het was een toffe kindertijd. Als het kind in ons groeide en we geen schotelvod maar ook geen laken waren, was er de jeugdclub PAVO (Parochiale Avond Voor Ontspanning). Op vrijdagavond, onder toezicht mochten we ons ontspannen met ping­pong en gezelschapsspelen. Het heeft nog jaren geduurd eer we onze eerste thé dansant hebben kunnen houden. Onze ouders hebben daar jaren voor moeten onderhandelen bij de kerkelijke overheid, die dit toch maar decadent en verwerpelijk vond. De thé dansants zijn er toch gekomen!