Ik heb nog honderden verhalen te vertellen. Verhalen die echt gebeurd zijn en mijn leven mee hebben opgebouwd. Een leven vol verrassingen, fantasieën, woede, onmacht, liefde, genot, vrede en vooral vriendschappen.
Vanuit die kleine beschermde buurt, waarin ik ben opgegroeid en uitgegroeid tot iemand, die open staat voor nieuwe indrukken en gevoelens
Het kind dat niet verder mocht gaan dan twee straten is kunnen uitgroeien tot een wereldburger.
Omdat wij in onze straat en uit onze opvoeding geleerd hebben respect te tonen voor anderen, ons geleerd heeft, neen bijna ingeklopt heeft, wat beleefdheid, orde en eerbied was voor alle dingen, is het niet moeilijk om verder te leven in die geest. Verdraagzaamheid ten opzichte van anderen. Nooit neerkijken op anderen. Mijn eigen waarde kunnen gebruiken voor de anderen. Dit is allemaal kunnen ontkiemen in die veilige buurt, waar we straatkinderen waren.
Arbeidersmensen hebben mij geleerd wat vrijheid was, hoe de wereld er uit kon zien, wat werken voor geld is.
Ik zing nog de volksliederen die de volwassenen zongen, ik spreek nog ons dialect, ik eet nog die goede werkmanskeuken.
Het is niet altijd feest geweest. Onze ouders hebben ook zwarte sneeuw gezien, ze hebben moeten opboksen tegen allerlei controle van buitenaf, in het minste niet de heilige katholieke kerk, met haar spionnen in elke buurt, de katholieke universiteit met haar enge zintuigen en principes. Onze ouders hebben moeten vechten om hun kinderen GOED groot te krijgen. Onze opvoeding was correct!
Een van de twee ouders was de compensatie van de andere, tegenpolen die elkaar gevonden hadden. Net zo goed bij ons thuis.
Ons ma was de uiting van fierheid, striktheid, netheid, beleefdheid, orde, stiptheid, controle… Zij was de vrouw die alle problemen kon oplossen met de regel van drie. Zij was tevens de boekhoudster en directrice van ons huis.
Onze pa was de leraar in natuurkunde en menselijkheid, in warmte en gezelligheid. Als hij één frank had, gaf hij er drie aan iemand die het beter kon gebruiken dan hij. Hij was de tegenvoeter van ma, maar nooit hebben wij als kinderen kletterende ruzie horen maken tussen die twee. De ene vulde de andere aan en daar heb ik als kind tussen geleerd.
Ik heb in onze wijk alle slag van mensen ontmoet. Overal in onze straat waren we thuis. Maar vooral onze straat was onze thuis.
IK ben uitgevlogen. Ik heb het nest verlaten. Maar in mij leeft nog steeds het arbeiderskind, dat eens leefde tussen twee straten en nu een vrouw is die leeft tussen alle werelddelen.