Menu Sluiten

Jeugdbeweging en kerk

Het allerplezantste was op zondag naar de Chiro gaan. Elke zondag bij het opstaan, trokken we direct ons uniform aan. Oh, wat hebben we dat met fierheid gedragen.

Om tien uur was het groepsmis. Langs de rechter zijde zaten de Chi­ro­jongens, links de meisjes, zoals het hoorde en voorgedaan werd door onze ouders. Scheiding der geslachten. Wat ons op puberleeftijd er niet van weerhield om langs ons te gluren.

Elke twee rijen werd in het oog gehouden door een leidster of lei­der. De vlaggen stonden opgesteld rond het altaar, zodat het wat leek op een Romeinse arena.

De priester had alleen een achterzijde om naar te kijken, de voor­zij­de van de priester kregen we zelden in de mis te zien. Het was zo­wat een onderonsje tussen hem en God. Wij mochten er van ver ge­tuigen van zijn.

Liederen en gebeden waren in het Latijn. Niemand kende Latijn, maar bad in volle overtuiging mee. De klanken zullen juist geweest zijn, de inhoud misschien minder. Onze goede God zal het zijn schaapjes wel niet kwalijk genomen hebben. Het lag tenslotte aan de kerk zelf die de mensen dom hield. Later is hier verandering in gekomen door het concilie, dat toelating gaf om de mis in de streektaal op te voeren. Ik zeg wel duidelijk ”opvoeren”. Het hele gebeuren was een soort to­neel dat opgevoerd werd en wij… wij keken ernaar.

Devotie was er genoeg. Strengheid ook. De Suisse, ofte de dienst­doen­de agent binnen de kerk, schreed in vol ornaat tussen de rijen. Zijn strenge blik deed kinderen en volwassenen met nog meer eerbied op­zien naar God.

Het begin van de preek gaf aanleiding tot wat lichaamsbeweging, om­dat de stoel richting preekstoel moest gedraaid worden. Het gaf ook aan onze vaders de gelegenheid om hun rokerslongen eens uit te hoes­ten.

Donderpreken hebben we over ons gekregen. Over hel en ver­doe­menis. Over een strenge God werd gepraat, een kijvende, alles­zien­de boze man met lange baard. Alleen het kindje Jezus rond Kerst­mis had iets liefdevols, maar de vader van dit kindje, O God, wat wa­ren we bang van U.

Na de mis ging bijna iedereen iets drinken in het parochiehuis. Weer zo één van de initiatieven van de pastoors om het volk uit de ro­de volkshuizen of louche cafés te houden. Gecontroleerde ont­span­ning door de kerk. Moet kunnen, natuurlijk.

Rond de middag rook héél onze straat naar verse soep en varkens­ge­braad.

Om twee uur maakten de kinderen zich klaar om elkaar uit te halen om samen naar de Chiro te gaan. 2 fr. lidgeld. En we kregen 1 fr. om een snoepje te kopen bij Margriet en haar broer, die niet zo goed zag door zijn driedubbele brillenglazen, maar die je nooit in ‘t zak kon zet­ten door een snoepje achterover te drukken. Ik denk dat die mens een speciaal reukorgaan had waardoor hij kon rieken hoeveel snoepjes je in werkelijkheid genomen had.

Thuis hadden onze pa en ma zich in de zetel geplaatst om op de radio NIR, naar het programma Foenikoeli Foenikoela te luisteren: een licht klassiek namiddagconcert.

Wij trokken richting lokalen. Om half drie stipt opening. Met veel zin­gen, groet aan de vlag, inspectie van onze uniformen en extra in­spec­tie op onze witte kousen en geblonken bruine schoenen. Iedereen was in het begin van de zondag om door een ringetje te halen. Later bleek die extra was- en strijkbeurt van ons ma totaal overbodig geweest te zijn.

Spelen in de Chiro was niet meer dan een geordender bijeenzijn van op straat. Dezelfde kinderen, dezelfde liedjes, dezelfde verhalen. Al­leen was er een tikkeltje meer samenhorigheidsgevoel dan er al was. Het kwam ook door de opzwepende liederen over Vlaanderen en Christus-Koning enz. Marsliederen deden ons in de maat stappen, wat dan weer gemakkelijker was voor de leidster om ons in toom te hou­den.