Menu Sluiten

Huizenbouw en binnenhuisinrichting

Een wijk is een wijk. Niets is minder waar. Een wijk met arbeidershuizen is totaal anders dan een wijk voor de middenklasse of zelfs een wijk die bestaat voor de betere klasse.

Berkenhof had zijn naam te danken aan de om de tien meter geplante berkenboompjes op de stoep. In deze wijk woonden de bedienden.

In Boskant woonden al rijke mensen, maar eigenlijk waren het ook maar sociale woningen, die geleken op Berkenhof, maar daar hun ligging veel duurder verkocht werden.

In alle wijken waren er voortuintjes, zodat er al een grens moest overschreden worden om aan de voordeur te komen.
Bij ons, waar de mensen eigenlijk veel korter en nauwer met elkaar betrokken waren, had men een oplossing bedacht: de grote hagen die de tuintjes afbakenden werden snel hersnoeid tot borsthoogte, om later nog te verkleinen tot kniehoogte en daarna gans te verdwijnen.
Een tweede oplossing was een gangpadje juist voor de huizen aan te leggen, zodat men direct bij de andere voordeur stond. Een tik op het raam was genoeg om je aanwezigheid te melden. De voordeur stond toch al open en als het bezoek buiten ging kregen ze de boodschap: “steek de mat maar tussen de deur”. Zo bleef de deur verwelkomend open voor de volgende bezoeker.
De bewoners van onze straat hadden dat padje ook aangelegd om het de facteur gemakkelijker te maken. Zo spaarde hij heel wat passen uit op zijn ronde. In Berkenhof moest hij alle hofjes ingaan en in Boskant stond de brievenbus al aan de straatkant van het hofje, want de tuintjes waren afgemaakt met poortjes. Kwestie van hun eigendom extra te beveiligen. Het is misschien niet veel, maar als kind herken je de afgebakende en bewaakte terreinen moeiteloos. Bij ons viel er niets te bewaken, want alles wat in huis stond, stond er ook in de andere huizen. Geen luxe, alleen het hoognodige, met hier en daar een teken van de eigen hand van de huisvrouw of –man.

Bij ons stonden er altijd bloemen op tafel in de middenplaats of in de herfst een vaas vol bruinrode bladeren. Ons ma bracht altijd een plaatsje met kunst in huis, al was het maar een mooi geplaatst bloem stuk.

Bij madam Gaby waren de muren dan weer bezet met houtpanelen. Haar man was ook schrijnwerker en was het beu om altijd te moeten behangen.

In onze voorplaats hing er op een paar centimeter van het plafond een houten versierrandje, waar ons moeder dan weer postuurtjes opzette.

In de middenplaats stond de eetplaats, waar we nooit aan gegeten hebben, en in de kast aldaar stond haar mooi servies dat alleen bij speciale gelegenheden gebruikt werd. Zodoende moesten eerst alle bord en en tassen afgestoft worden.

De keuken was eigenlijk een plaats op zich. Alhoewel de drie vertrekken door elkaar liepen, werd hier het meest geleefd. Ieder had zijn vaste plek aan tafel. Iedereen kent die tafels wel; zo eentje met balatum opgespijkerd. Na het eten was het de gewoonte van ma om hier een tafeldoek op te leggen, iets wat ik in andere huishoudens ook niet zag gebeuren.

Afwas is er nooit blijven staan. Onze stoelen mochten altijd wat schuin aan tafel blijven staan, zodat er toch een teken van levendigheid in het geheel zat.

Boven hadden we twee kleine kamers; die van mijn broer, die heel sober ingericht was, en mijn kamer, volgehangen met herinneringen van kampen of spreuken en met veel boeken. Een rommelig tafeltje, gemaakt van een oude stikmachine, deed dienst als bureautje. De trapper van de stikmachine heeft menigmaal bewogen zonder dat er ook maar een steek genaaid werd.

De voorkamer boven was het verboden gebied. Deze mochten we enkel betreden als we iets van ma moesten gaan halen in haar kleerkast of lavabo. Maar dat heeft mij er nooit van weerhouden te frutselen in alle schuiven.
In de middelste deur van de kleerkast zat een gat. De herkomst van dat gat kon men achterhalen door de deur te openen en de kleren opzij te schuiven. Op de achterplank stond een datum geschreven. Het was een kogelgat van bij de bevrijding tijdens de oorlog. Toen woonden pa, ma, zus en broer in de Broekstraat aan de Boulevard. Onze pa, die alles moest zien en horen, stond met ons zus naar de laatste schermutselingen tussen geallieerden en Duitsers te kijken door het bovenvenster. Een kogel is door de ruit gevlogen en rakelings langs zijn oor gevlogen, rechts door de deur van de kleerkast. Stukken kleding hebben mee in dat gat gestoken.

Ergens in een schuif op hun kamer lag ook een Belgische vlag met mottengaten in. Ik denk toch dat het mottengaten waren.

Verder was er nog het koffertje: de geheime documentenbewaarplaats van ons ma. Ik heb er een verdroogde roos in gevonden.