Eén van de eerste foto’s die ik mij nog herinner, zijn die van de ganse familie. Het is een foto waar ik als kind mijn dik hoofdje, met verwarde haren, uitsteek boven de kap van mijn koets. Ge kent dat misschien nog wel, zo’n lage grijze bak met vier kleine wieltjes, een stuur uit stevig metaal en een kap die omhoog kon en waar geen regendruppels ooit zouden getracht hebben om door te dringen. Bij heel dat gedrocht behoorde nog een hoes, die de kinderwagen geheel kon toedekken en waar je als kind net door een lijntje van 10 centimeter mica kon doorkijken.

Op die foto duwt ons ma mij voort op de stoep van de Naamsesteenweg. De richting die we uitgaan is richting station, dus naar “Grote Marraine”. Ons ma is gans in het zwart gekleed met één van haar opvallende hoeden met voile aan. Mijn zus loopt ernaast in een deux pièske met lang los haar tot op haar schouders. Al een jonge dame!
Mijn broer, zijn voorhoofd bedekt met krullen staat er ook netjes gesteven bij. Kostuumeke met korte broek en das. Zeer intelligent!
Sommige foto’s laten een vader zien die eigenlijk geen werkelijk beeld van hem weergeven. Zo poseerde hij eens aan een chique wagen, zijn hand aan de carrosserie en een gelaatsuitdrukking die overstroomde van rijkdom. Rijk was hij niet, maar hij speelde en voelde zich soms als rijkelui. Dat was één van zijn spelletjes waar hij veel plezier aan beleefde. Die foto’s tonen altijd een zekere fierheid van hem. Gelukkig met zichzelf, zijn werk en zijn kroost. Het zal wel altijd niet zo geweest zijn maar bijna alle foto’s stralen zoiets uit. Op elke foto valt onze pa op: als alle soldaten hun mutsflosjke links hingen dat hing die van pa rechts of als iedereen zijn voeten naast elkaar zet dan kruiste hij ze!
Er zijn maar een paar foto’s die hem tonen zoals hij was in het dagelijks leven. Een foto met een groep mannen, pa in zijn bloot bovenlijf en zijn bretellen los hangend, zo herinner ik hem ook als hij zich ‘s avonds over de kom boog om zich te wassen na zijn werk of pa liggend in het gras met een sprietje in zijn mond, de natuurmens ten voeten uit.
De dierbaarste foto’s zijn alleen in mijn bezit. Ze zijn getrokken een paar maanden voor zijn heengaan. Ze tonen een man met zachte ogen, een uitgemergeld gezicht en een scherpe neus. Zijn ogen zien andere dingen dan de onze maar ze zijn zo zacht en teder.
Al bij al zijn het geen mooie foto’s maar voor mij zijn ze de mooiste die er getrokken zijn geweest van mijn pa. Een man die eigenlijk in het midden van het leven al kan kijken naar de overkant en er mij die dingen over vertelde. Verhalen die ik toen wel hoorde maar niet verstond. Nu versta ik ze wel maar ik hoor ze hem niet meer vertellen.
Zijn stem, gezicht en verhalen zijn nog steeds niet vervaagd. Het gevoel leeft nog altijd bij mij dat hij ooit een deur opendoet en terug is.
Hij is nooit ver weg.
