Menu Sluiten

De Naamsesteenweg

Deze steenweg was de andere grens van ons gebied. Het was een brede straat met brede stoepen, waar je gerust met vier mensen naast elk aar kon wandelen.

De steenweg was ook de straat van het verderf. Hier bevonden zich een paar cafeetjes met dames van licht allooi, die veel bezocht werd en door de soldaten van de kazerne. Witte Tinne, was een van de beroemde hoerenmadammen.
In Het Vagevuur stond de deur altijd wagenwijd open, zodat we als kind toch een glimp kregen van deze verboden wereld.
De Night and Day werd bezocht door kaarters, die het niet alleen bij kaarten hielden, maar de pintjes goed achterover sloegen. Hun vloek en en gelach klonk tot buiten op straat. Soms werd een discussie op straat uitgevochten.

Diegenen die deze cafés bezochten woonden achter de steenweg, dus met die mensen hadden we geen contact, maar we zagen ze wel rondlopen met hun blauwe ogen of verbonden handen. Dit was het “gemene volk”, van luiaards en doppers, en doppers waren toen het minst van het minst, de profiteurs die hun eigen gang gingen en hun eigen leven leefden. De werkmensen voelden zich koningen ten op zich te van deze paria’s.

De steenweg was ook de weg naar verre horizonten: je kon zowel naar Leuven als naar de Walen. Wegen naar een beangstigende wereld. Op de steenweg reden ook auto’s en trams, wat een bijkomende hindernis was om over te steken.

Als kind werden wij beschermd voor alle gevaren die de steenweg meebracht.

Den bareel van de spoorweg die dwars over de straat liep, werd om de zoveel minuten neergelaten voor een aankomende trein die Leuven-Waver aandeed. Een bel kondigde het aankomend gevaarte aan maar er was nog een klein poortje waardoor de voetgangers iets langer mochten oversteken. Het was spannend om toch nog door het poortje te glippen voor dit ook werd neergelaten.
Menig keer hebben we als kind de logge gevaarten van de treinstellen geteld.
De steenkolen werden aangevoerd van de Walen naar het binnenland.
Een locomotiefje alleen noemde “een Michelinneke”, waarom weet ik niet, het was gewoon zo.

Ons Grote Marraine woonde aan het station in een statig huis, met het winkeltje.

De kermis was op het stationsplein en was eens in het jaar het wonderland voor de kinderen. De ouderen waren gul met de centjes en als kind deden we die dag een extra familieronde om genoeg geld te hebben om een week kermis te vieren.

Mannen liepen rond, met in hun revers de geschoten rozen of pluim en.
Smoutebollen en wafels waren uitzonderlijke lekkernijen die alleen met kermis gegeten werden.
Café De Func, dat naast het huis van Marraine gelegen was, mocht het hoogstatige bezoek ontvangen van onze “madre familias”. De rest van het jaar kwam ze er niet meer binnen. Want in onze familie waren er zogezegd geen cafébezoekers. Daar vond onze Marraine ons te goed voor.