Als kind werd ons dit aangeleerd op school: reizen om te leren. Maar na al die reizen heb ik net het tegenovergestelde geleerd: Reizen om af te leren! Ik probeer het even rustig uit te leggen want het houdt voor mij zoveel in.
Ik leef dus in België: het land waar alles geregeld is, waar het overbodige papierwerk zich opstapelt in dossiers en dossiers in kasten, en kasten in gebouwen. Het land waar we volgens de klok leven en mensen zichzelf zien voorbijlopen. Tikklokken moeten registreren of we aanwezig zijn, of we werken of niet dat ziet die klok niet, ook de inhoud van je werk wordt niet nagekeken, het voornaamste is doen alsof je bezig bent. Soms is zelf inhoudelijk en menselijk werken met anderen een reden tot ongerustheid bij de bazen want je zou te veel macht kunnen opbouwen waar zij noch de tikklok zicht op hebben.
Hygiëne is heel belangrijk: liters water verspillen we om ons zelf toch maar een proper gevoel te geven, bussen deodorant worden verstoven in de lucht zodat we de werkelijke geur van dennennaalden en bloemen alleen nog herkennen via parfums en badschuim.
Voeding moet vers zijn want dat zien we op de vervaldatumstrip. Groenten en fruit moet menigmaal gewassen worden om de schadelijke sproeistoffen er van af te krijgen.
De geldcomputer houdt onze uitgaven bij en zegt op het einde van de maand dat we op het einde van ons geld nog dagen over houden.
Bedden worden gespreid en weer opgedekt.
Afwas wordt gewassen en gespoeld.
Eigenlijk zijn we heel propere mensen, vies aan alles wat we moeten opeten of aanraken (mensen inclusief)
Het enige wat iedereen gretig vastneemt en waar niet over hygiëne wordt nagedacht is geld. Wie heeft dat allemaal niet vastgehouden: misschien wel iemand met een besmettelijke ziekte, of is het geld ergens ingevallen wat we liever niet weten, maar na opdroging van het papier merk je daar niets meer van.
Dit zijn nog maar een paar voorbeelden van wat ik allemaal moet vergeten als ik op mijn manier wil reizen.
Het enige waar ik moet voor zorgen zijn mijn papieren om de grens over te kunnen. Al de rest is bijkomstig.
Via last-minute tickets kom je de wereld rond aan bijna de helft van de prijs. Opdoengeld steek je in een moederzakje (een verborgen heupzakje onder je kleren) en in een zak steek je twee jeans en vijf T-shirts en dan vertrek je.
Via mijn adresboekje gevuld met adressen van vorige reizen weet ik dat ik vrijwel zeker wel ergens een slaapplaats vind. Eten doen mensen overal in de wereld, dus over eten hoef ik mij ook geen zorgen te maken. Wat ik niet bij heb in mijn zak, of vergeten ben, kan ik overal kopen en heb zo al de couleure locale bij mij.
Bij mijn eerste bezoek aan mijn familie in Turkije werd mij het ouderlijke bed toegewezen. Ik heb geweigerd. Val ik nu in slaap, midden in een gesprek in wat wij hier de leefkamer zouden noemen, dan is er altijd wel iemand die mij liefdevol toedekt met een geitenwollendeken, waarvan de geur de eerste nacht zo doordringend in je neusgaten prikt dat je toch niet kan slapen. De leefruimte is gevuld met tapijten, dus lig je zo al warm en mals, voor mij hoeft het echt geen synthetisch slaapmatje te zijn die ze hier in sportwinkels voor veel geld verkopen. Na één nacht krabben om het prikken van de geitendeken te ontlopen, ben ik de volgende dagen al zo in het levensritme van ginder dat ik toch op tijd het plaatselijke zandmannetje voel aankomen en mijn hoofd al pratend neerleg, terwijl de gesprekken in de kamer nog verdergaan.
Bij het wakker worden hangt er de weeë geur van een nacht vol mensen in dezelfde kamer. Iedereen wordt rond dezelfde tijd wakker.
Het eerste ochtendritueel is overal hetzelfde: naar de wc gaan. Allé, het is te zeggen een afvoer in de grond, twee markeringen waar je je voeten moeten zetten en bukken maar. Het is even hard nadenken hoe dit alles kan gebeuren zonder je broek nat te maken, want die moet je proberen van de grond te houden. Maar zoals altijd baart oefening kunst.
Een kruik met water aan de linkerzijde dient om je poep schoon te vegen en ieder familielid heeft een doekje hangen om zich droog te wrijven. Buiten staat één kraantje dat zowel dient om je te wassen, groenten te kuisen, kinderen mee schoon te vegen en al de rest wat je met water kan doen. Rond dit kraantje is het een modderpartij van je welste zodat het geen of weinig zin heeft je voeten grondig te wassen.
Alle groenten worden in één grote kom gewassen, één maal. Het water wordt bewaard om na het eten de vaat in te doen en daarna wordt het uitgesprenkeld op de stoep om het stof wat vochtig te houden zodat het toch niet direct weer overal kan ronddwarrelen.
Daarna gaan de mannen op zoek naar werk, een dagelijks gebeuren in een lokaal in het dorp, waar afgeroepen wordt wie wie zoekt om te arbeiden. Dit gaat dag per dag. Dus wie vandaag werk heeft, heeft morgen misschien geen en omgekeerd. Geen vaste contracten, geen paperassen, een handklap tussen de twee partijen bevestigd het afgesloten dagcontract.
Als nieuwsgierige ben ik eens gaan kijken hoe het eraan toe ging, een zaal vol mannen en één vrouw. En ik kreeg het meeste werk aangeboden, maar ja, ik had geen vergunning om te werken, ik was in het land als reiziger.
De zware arbeid op de pamukvelden (katoen) wordt verdeeld, een halve dag vrouwen, een halve dag de mannen. Net zoals hier vroeger in de kerk: mannen en vrouwen gescheiden. Neen, het heeft een andere reden. Vrouwen durven bij het snikhete weder al eens hun rokken optillen en onder hun tailleriem steken zodat het net een laaghangende broek lijkt en dat is net het punt, mannen mogen niet te vaak bloot zien. Omgekeerd dus ook, mannen ontbloten al eens hun bovenlijf en dat zou dan ook weer eens aanleiding kunnen zijn tot onzedelijke gedachten.
Bij het hakken in de grond vinden de werkers soms oude muntstukken, die ze stiekem wegsteken en voor veel geld (tenminste in hun ogen) zullen verkopen aan toeristen.
Het papieren geld heeft zo weinig waarde dat het opgerold wordt en met een elastiekje bij elkaar wordt gehouden in de broekzak of de vrouwen steken het waar vrouwen al eeuwen lang hun geld bewaren en waar niemand aankan als zij het zelf niet willen. Ja, daar dus!
Het is feest als het vrouwenavond is in de ammam. Het Turks bad is de ontmoetingsplaats voor vrouwen. Nieuwtjes worden uitgewisseld, voorlichting wordt gegeven en prestaties of juist niet wordt onderling besproken. Wat hier gezegd wordt is geheim, dat blijft onder vrouwen.
Toen ik nog niet zoveel Turks verstond werd mij in gebarentaal wel duidelijk gemaakt wat er bedoeld werd: en of ik wat bijgeleerd heb! Vrouwen hebben mij ook geleerd om met mijn heupen te draaien zodat ik zowel man als vrouw kan opwinden. (allé dat zeggen zij, ik heb het nog niet uitgeprobeerd).
In het bad gaat het er ook heel lichamelijk aan toe. Je wordt geschoren, geschrobd, ingezeept, afgespoeld, gemasseerd, je kan het niet bedenken hoe vrouwen daar elkaar kunnen verwennen.
Wie onrein is, dus haar maandstonden heeft, weten alle vrouwen dus ook, want die is die week niet aanwezig.
Voor we vertrekken naar het bad wordt dus ook aan mij gevraagd of ik “problems” heb en daarbij wijst men naar mijn buik. “Never have problems again.” Mijn Engels is net zo goed als mijn Turks, maar ik kom er overal mee.
Geblonken en ontspannen komen de vrouwen thuis. Die avond is het kaartspel bij de mannen vlug afgelopen. De ochtend daarna glunderen en blinken de vrouwen nog meer.
Ik betaal nooit meer het toeristentarief, dat zeker vijf maal hoger is dan het werkelijke in het Turks bad, ik ben familie.
Bij warme dagen wordt de fles eau de cologne, het geurt er tenminste naar, dus noem ik het maar zo door mama Dracula van onder haar troonkussen getoverd en mogen we onze handpalmen laten volgieten met deze verfrissende lotion. Eerst wordt er aan gesnoven zodat de neusgaten vrijkomen, daarna wordt het over het gelaat en de nek uitgewreven. Even verfrissend; daarna speelt de hitte weer parten.
Toeristen worden meewarig bekeken omdat die in volle zon lopen, Turkse mensen lopen nooit in de zon. Gekke toeristen die zich tomatenrood laten verbranden en daarna met koorts in hun bed liggen.
Bij mijn eerste bezoeken had ik altijd last van diarree, maar nu is dat opgelost met een spuitje tegen buiktyfus, zodat ik beter tegen de bij ons uitgeroeide microben en virussen kan.
Bij een avondlijk bezoek aan vrienden van de familie werd er allerlei lekkers bovengehaald, gedroogde pruimen, rozijnen en nootjes. Maar die dag zat ik met hevige diarree, dus ik moest mij onthouden van deze lekkernijen, wou ik die nacht niet boven de afvoerbuis doorbrengen. Er werd mij vanalles aangeboden en het zou afrontelijk zijn te weigeren, dus ik moest het proberen uitgelegd te krijgen. Het woord voor wc is tuvalet. Dus ik heb toen driemaal na elkaar “tuvalet, tuvalet, tuvalet” gezegd en naar mijn buik gewezen. Iedereen lag plat van het lachen, maar ze hadden het verstaan. Toen hebben ze voor mij een wonderdrankje gemaakt van allerlei kruiden zodat ik verlost was van teveel verlossing.
Tijd heeft geen belang ginder. Er wordt opgestaan, er wordt gegeten, er wordt geleefd, er wordt slapengegaan, er wordt geboren en men gaat dood. Maar hoe de kindjes gemaakt worden tussen al die slapende mensen ‘s nachts… heb ik nog niet kunnen achterhalen.
Beleefdheidsvormen heb ik net als hier moeten aanleren: zo weet ik dat je nooit iemand je linkerhand mag toesteken. Juist ja, daar veeg je je achterste mee af.
Als je op de grond gaat zitten om te eten mag je nooit je benen naar voren strekken, maar schuinlinks gaan zitten, anders waardeer je het eten niet.
Afbieden bij aankopen is verplicht, het is een spel tussen koper en verkoper. Alleen niet op eten, dat is even duur voor iedereen. Behalve die ene keer dat ik op de plaatselijke markt eieren ging kopen. Iedereen koopt met vier of vijf eitjes. Ik telde de familieleden en toevallig voorbijkomende vrienden rond etenstijd en kwam tot de ronde som van veertig.
Dus kocht ik die madam haar hele kraam maar op. Zoiets hadden ze nog nooit meegemaakt. De eieren werden één per één als porselein in krantenpapier ingepakt. Zelden heb ik zo een glunderende vrouw gezien en die avond heeft bijna het ganse dorp eieren op allerlei Turkse wijzen gegeten.