In het jaar 1948 was ons moeder ziek, het moet eind oktober geweest zijn. Ze lag in bed en was niet te troosten.
Onze pa, die haar op zijn manier wou troosten, is naar Antwerpen gegaan met de late avondtrein. Hij is naar het havenkwartier getrokken waar de grote boten lagen. Pa heeft toen op een bananenboot mogen gaan met de kapitein en wonder boven wonder, het was een kindjesboot. Alle dekken stonden vol met wiegjes met van die glunderende baby’s in. Onze pa is alle bedjes afgegaan.
Mijn bed stond op het dek, tussen vele anderen.
Volgens pa had ik het liefste en schattigste gezichtje en daarom heeft hij mij gekozen. Ze hebben mij dan in doeken gewikkeld en pa is met de trein en mij in zijn armen terug naar Leuven gekomen.
Rond 4 uur ‘s nachts is hij bij het bed van ons ma gekomen en heeft hij het bundeltje mens aan haar gegeven. Ze was zo blij dat ze op slag genezen was. En zo ben ik terecht gekomen in de familie.
Veel serieuze voorlichting kan ik hier niet in vinden, maar het is een enorm verhaal dat altijd verteld werd door pa en ma, en dat ik jaren geloofd heb.
Eigenlijk, feitelijk, geloof ik het nog steeds, want de aantrekkingskracht van de Schelde en de grote boten zijn in mijn ziel verankerd. 1 november, een datum om nooit te vergeten.