Menu Sluiten

Het land van Heidi

Met de mutualiteit konden we op 14-jarige leeftijd naar Zwitserland. Melchthal was het einddoel.
Aangezien iedereen bij ons in de buurt wel een kind had dat jaar 14 werd en iedereen bij de christelijke mutualiteit was aangesloten, was het niet meer dan een kindervolksverhuizing van de Zwaluwenlaan en omstreken.

Drie jaar op voorhand werd er gespaard voor deze reis, maandelijks stort­te onze ouders een kleine som geld en de mutualiteit lag dan nog een bedrag bij, zodat onze generatie eens kon genieten van “de goe­de berglucht”.

Zwitserland was al heel ver weg en voor ons kinderen een evenement eerste klas.
Onze ouders waren nog nooit in het buitenland geweest, laat staan dat sommigen de zee of de Ardennen gezien hadden. Maar ze wilden het bes­te voor ons, beter als dat zij het gehad hadden.

Drie weken op voorhand was er een vergadering waar we een lijst kre­gen van wat we moesten meenemen en daarna werden de beruchte kar­tonnen dozen uitgedeeld. Mensen van mijn generatie kennen die wel. Geen rugzakken, geen valiezen, alleen die kartonnen doos mocht mee. De inhoud bevatte niets nieuws, alleen onze dagelijkse kleding. Het e­nige nieuwe dat we allemaal hadden waren de sponsen handdoeken. Kwes­tie van niet aan elkaar te moeten laten zien dat er thuis al eens een versleten handdoek gebruikt werd.

Met de avondtrein vertrokken een ganse trein Leuvense kinderen naar het verre land.
Buurtkinderen werden bij elkaar in groep geplaatst en zo bleef onze kliek ook nu weer onaangeroerd. We waren verplicht om overal en altijd met elkaar op te trekken. Niet dat het ons wat kon schelen, maar het zou heel wat gescheeld hebben voor de monitrices, die moes­ten leren opboksen tegen onze groepsgeest (en weinigen hebben dat ooit gekund).

Zwitserland was overweldigend.
We verbleven in een oud legerkamp met allemaal houten barakken. Hon­derden kinderen wriemelden door elkaar.
De dagen werden gevuld met wandelingen, zangstonden en met net dezelfde spelletjes als in de Chiro thuis.

Voor het eerst kregen we ossentong voorgeschoteld. Sommigen lust­­ten het niet, maar ik heb er mijn eerste vreemdsmakende eetpapillen la­­ten ontwikkelen. Liters melk hebben we gedronken. ‘s Morgens werden we gewekt door de koeien die voorbijgewaggeld kwamen om naar de wei te trekken.

Het was niet alleen een legerkamp waar we waren, de discipline had ook iets legerachtig.
Zakgeld hadden we niet mee, alles zat in de reissom. Dus niemand viel uit de toon. Alleen aan de kleding kon je zien dat er toch ook hier en daar een rijker kind tussen de massa rondliep, een beetje verloren omdat het geen aansluiting vond en ons dialect amper verstond.

We zijn allemaal veilig terug thuis gekomen. Mijn eerste buitenlandse indrukken werden in mijn hart gebrand. Ik verlangde naar meer.